Vers

Het leven leeft, zonder te weten

De mens streeft, zonder te leven

En vraagt zich af, waarom het alles geeft

Van binnen beeft, zijn web weeft

En nooit vergeet, en alles weet

Terwijl het nergens komt, maar overal gaat

Verstopt, verrot, in een spagaat

Tussen dieren en goden, een verzonnen mandaat

Met duizen verboden,

allen te laat